Hoofdstuk 1: Hoofdlijnen

1.4 Financieel Resultaat 2020

Inleiding
In deze paragraaf geven wij op hoofdlijnen inzicht in de financiële resultaten van het gevoerde beleid in 2020. Daarnaast worden ook enkele financiële trends weergegeven, waaronder de ontwikkeling van de exploitatielasten en gedane investeringen in de achterliggende jaren. Dit geeft een beeld hoe de provincie financieel heeft gepresteerd en hoe deze resultaten zich verhouden ten opzichte van voorgaande jaren. Naast inzicht in de totale gerealiseerde exploitatielasten en -baten en de gerealiseerde investeringen wordt aandacht besteed aan het rekeningresultaat en de bestemmingsvoorstellen die wij daarvoor doen. De financiële positie van de provincie lichten wij toe op basis van de financiële kengetallen in paragraaf 1.4.2 ‘analyse kengetallen’.  

Voor een meer gedetailleerd in de beleidsmatig gerealiseerde prestaties per programma verwijzen wij u naar hoofdstuk 2 ‘Programma’s en Bedrijfsvoering (Overhead)’, waar per programma een toelichting is opgenomen. Die toelichting volgt de indeling van de doelenboom van 2020, die onderverdeeld is in beleidsdoelen, meerjarendoelen en de daarbij opgenomen indicatoren en behaalde resultaten. Voor een uitgebreide toelichting op de financiële resultaten per programma ten opzichte van de bijgestelde begroting 2020 verwijzen wij nu naar hoofdstuk 4 ‘De jaarrekening’, waar in onderdeel 4.8 ‘Verschillenanalyse’ dit in detail is toegelicht.

Wat heeft de provincie financieel gepresteerd?
Aan de hand van verschillende grafische weergaven maken we in het vervolg van deze paragraaf inzichtelijk wat de financiële prestaties zijn geweest in het jaar 2020. Dat doen we door inzicht te geven in de gerealiseerde lasten van de exploitatie en de gerealiseerde investeringen. Daarnaast is ook aandacht voor de gerealiseerde baten in de exploitatie en de ontvangen bijdragen van derden in onze investeringsprojecten.

Lasten
Exploitatielasten
De provincie heeft in 2020 € 460 mln. aan lasten verantwoord (exclusief stortingen in reserves) om de gewenste doelen en taken te realiseren. Dit was 13% minder dan we begroot hadden. In onderstaand figuur is inzichtelijk gemaakt hoe de omvang van dit lastensaldo zich verhoudt ten opzichte van voorgaande jaren, en ten opzichte van de primaire en de bijgestelde begroting 2020.

  • Exploitatielasten naar programma

De exploitatielasten in het jaar 2020 zijn met name gerealiseerd in het programma Bereikbaarheid. Met € 241 mln. maakt dit meer dan 50% van de totale lasten uit. In dit bedrag is ook de € 37,2 mln. opgenomen die wij van het Rijk hebben ontvangen ter compensatie van de gevolgen van corona in het openbaar vervoer. Deze beschikbaarheidsvergoeding geven wij weer door aan de concessiehouders. De gerealiseerde lasten in de overige programma’s is in onderstaand figuur weergegeven.

  • Exploitatielasten naar soort

De gerealiseerde exploitatielasten in het jaar 2020 bestaan voor 70% uit verstrekte subsidies en overige materiële lasten. Voorbeelden hiervan zijn beheer en onderhoud van (vaar)wegen en trams, lasten die samenhangen met de eigen bedrijfsvoering, diverse uitgevoerde onderzoeksopdrachten en de inzet van externe inhuur ten behoeve van incidentele programma’s en projecten. De door ons van het Rijk ontvangen beschikbaarheidsvergoeding voor het OV i.v.m. corona storten wij door naar de concessiehouders. Die doorstorting verantwoorden wij als lasten (8%). In de overige hoofdstukken van de jaarstukken zijn deze categorieën samengevoegd tot ‘materiële lasten’.

De gerealiseerde personeelslasten bedragen iets minder dan 20% van de totale realisatie. Deze lasten worden gevormd door de werkgeverslasten van in dienst zijnde medewerkers, diverse overige personele lasten en de lasten van inhuur die op openstaande vacatures zijn ingezet. Per saldo telt dit op tot € 81 mln.
Het resterende deel van de gerealiseerde lasten à € 20 mln. bestaat uit de afschrijvingslasten van bezittingen van de provincie. Voorbeeld hiervan zijn gebouwen, trams en infrastructuur en diverse hard- en software. De kapitaallasten bedragen minder dan 5% van de totale gerealiseerde lasten in 2020.

  • Exploitatielasten 2020 t.o.v. voorgaande jaren en de bijgestelde begroting

De omvang van de gerealiseerde lasten in 2020 is toegenomen ten opzichte van de gerealiseerde lasten in de jaren 2018 en 2019. Dit wordt met name verklaard doordat in 2020 de ontvangen Rijksbijdrage ter compensatie van de gevolgen van corona in het openbaar vervoer wordt doorgegeven aan concessiehouders (€ 37,2 mln. aan extra lasten en baten). Daarnaast zijn er vanaf 2020 diverse, extra (incidentele) middelen ter beschikking gesteld om invulling te geven aan de ambities vanuit het coalitieakkoord en ter versterking van de ambtelijke organisatie. Tot slot geldt dat er jaarlijks sprake is van een stijging van lonen en prijzen, onder andere vanuit de gemaakte Cao-afspraken.

Ten opzichte van de bijgestelde begroting 2020 is echter sprake van een onderbesteding van ruim € 69 mln. De belangrijkste verklaringen hiervoor zijn niet (tijdig) verstrekte subsidiebeschikkingen waardoor deze lasten pas in 2021 worden verantwoord, vertraging in de opstart en uitvoering van programma’s en projecten, en vertraging in de uitvoering van onderhoud aan wegen en het openbaar vervoer. In het vervolg van deze paragraaf bij “Rekeningresultaat” lichten we dit verder toe.

Investeringen
De provincie heeft in 2020 € 141 mln. gerealiseerd aan investeringen. Investeringen maken geen onderdeel uit van de provinciale exploitatielasten, maar worden als bezittingen (activa) op de balans verantwoord. Na ingebruikname wordt op de investeringen afgeschreven. In volgende jaren komen deze afschrijvingen ten laste van de begroting. Ruim 75% van de gerealiseerde investeringen in 2020 heeft betrekking op een tweetal grote projecten in het openbaar vervoer: de Uithoflijn en de Vernieuwde Regionale Tramlijn.

In onderstaande tabel zijn de gerealiseerde investeringen van de afgelopen 3 jaar weergegeven, inclusief de in de primaire en bijgestelde begroting 2020 verwachte investeringsbedragen. Hieruit blijkt dat de gerealiseerde investeringen hoger liggen dan in de jaren 2018 en 2019. Ten opzichte van de bijgestelde begroting 2020 is echter sprake van een onderbesteding van ruim € 68 mln. Bijna 70% van deze onderbesteding (€ 46 mln.) betreft projecten die gekoppeld zijn aan het programma openbaar vervoer. De drie belangrijkste oorzaken van de opgetreden onderbesteding zijn hierna opgesomd:

  • Voor de Vernieuwde Regionale Tramlijn geldt dat er vertragingen zijn opgetreden als gevolg van Covid-19 en uitstel van de start van de exploitatie. Zo zijn de trams later geleverd dan eerder was gepland door tijdelijke sluiting van de fabriek in Spanje. Tevens hadden we te maken met langere doorlooptijden van de realisatie van de infrastructuur.
  • Met betrekking tot de Uithoflijn geldt dat in de begroting rekening was gehouden met gereserveerde risicobedragen, die echter niet (volledig) zijn aangewend. Na afronding van dit project zullen deze bedragen vrijvallen.
  • De realisatie van de busremise inclusief busstalling op locatie Westraven is qua terreininrichting deels naar achteren geschoven. Het vaststellen van de definitieve ontwerpuitgangspunten voor de inrichting van het stallingsterrein met betrekking tot brandveiligheid door de Veiligheidsregio Utrecht heeft langer geduurd. Tevens is nog geen bestemmingsplanwijziging groene driehoek van de Gemeente Utrecht verkregen om dit stuk grond als parkeerplaats in te mogen richten.

Baten
Exploitatiebaten
De provincie heeft in 2020 ruim € 448 mln. aan baten verantwoord. Ruim de helft hiervan betreft de vanuit het Rijk ontvangen uitkering uit het provinciefonds. Naast de provinciefonds uitkering vormen de opcenten op de motorrijtuigenbelasting met € 131 mln. het belangrijkste deel van de inkomsten. In 2020 hebben wij incidentele compensatie vanuit het Rijk ontvangen voor de gevolgen van corona in het openbaar vervoer. Deze beschikbaarheidsvergoeding bedraagt € 37,2 mln. (8%). De resterende baten zijn opgenomen onder bijdragen van derden en bevatten de huurbaten van de OV-infrastructuur en van externe huurders van het provinciehuis verantwoord, en diverse (specifieke) bijdragen vanuit gemeenten en het Rijk.

Investeringsbijdragen
De provincie heeft in 2020 ruim € 15 mln. aan investeringsbijdragen verantwoord. Dit betreft met name de bijdragen van het Rijk/gemeenten aan de projecten Uithoflijn, Nieuwe Tramremise en uitgevoerde projecten op het vlak van provinciale wegen en vaarwegen. Deze bijdragen van derden aan investeringsprojecten worden ook op de balans verantwoord. Dit dient in samenhang te worden bezien met de gerealiseerde investeringen die hiervoor zijn benoemd.

Rekeningresultaat
Het rekeningresultaat over het jaar 2020 bedraagt € 24,2 mln. Dit is het resultaat ná verrekening met de bestemmingsreserves. Dit rekeningresultaat is € 17,1 mln. hoger dan het bedrag dat we op basis van de bijgestelde begroting hadden verwacht. In onderstaande tabel is het gerealiseerde resultaat 2020 weergegeven, afgezet tegen de bijgestelde begroting 2020 zoals deze bij de Slotwijziging 2020 is gepresenteerd. Voor de saldi van de Slotwijziging geldt dat deze inclusief een tweetal doorgevoerde bijstellingen zijn, die zijn toegelicht in de jaarrekening (onderdeel 4.6 Overzicht van baten en lasten). Ter vergelijking is ook de primaire begroting 2020 toegevoegd evenals de cijfers van de jaarrekening 2019.

In onderstaande tabel zijn de rekeningresultaten van de afgelopen jaren visueel gepresenteerd, inclusief het verwachte saldo dat bij de Slotwijziging 2020 is gepresenteerd (bijgestelde begroting 2020). De rekeningresultaten kennen door de jaren heen een grote fluctuatie, waaraan verschillende oorzaken ten grondslag liggen.

Een nadere analyse van de verschillen Rekening 2020 versus Bijgestelde begroting 2020
In de Bijgestelde begroting 2020 zijn we uitgegaan van een voordelig jaarrekening resultaat van € 7,1 mln. De belangrijkste verklaringen die we hiervoor bij de Zomernota en de Slotwijziging hebben benoemd, zijn als volgt:

  • Hogere baten vanuit de opcenten motorrijtuigenbelasting, zoals gemeld in de meicirculaire à € 2,8 mln.
  • Hogere baten vanuit het provinciefonds, zoals gemeld in de septembercirculaire à € 2,2 mln.
  • Vrijval van subsidiebedrag voor restauratie van De Dom, omdat die lasten al volledig in boekjaar 2019 zijn verantwoord conform de financiële verslaggevingsregels à € 2,0 mln.

Bij de jaarrekening 2020 blijkt echter dat het jaarrekening resultaat € 17,1 mln. hoger is en uitkomt op een voordelig jaarrekening resultaat van afgerond € 24,2 mln. In onderstaande tabel maken we inzichtelijk hoe dit verschil cijfermatig tot stand komt bij de verschillende programma’s en de onderdelen Bedrijfsvoering (Overhead) en de algemene middelen en stelposten.

  • Verschil exploitatielasten

Opvallend is dat er sprake is van een onderbesteding van ruim € 69 mln. in de exploitatielasten. De belangrijkste verklaringen hiervoor zijn hieronder weergegeven:

  1. In 2020 zijn diverse subsidieaanvragen niet tijdig door ons beschikt. Oorzaak hiervan is de grote werkdruk bij het subsidieloket waardoor er achterstanden in de verwerking zijn ontstaan. Ook zijn diverse aanvragen voor een subsidie pas begin 2021 door ons ontvangen. Voor gemeenten geldt bijvoorbeeld dat zij door Covid-19 niet alle capaciteit beschikbaar hadden om tijdig een volledige aanvraag in te dienen. Conform de geldende financiële regelgeving mogen we deze lasten nog niet verantwoorden in het jaar 2020, maar pas nadat de beschikking is afgegeven. Dit leidt in het jaar 2020 tot circa € 24 mln. aan lagere lasten.
  2. Diverse al lopende programma’s en projecten zijn vertraagd en enkele nieuwe programma’s en projecten zijn later opgestart dan we eerder hadden voorzien. Dit werd mede veroorzaakt door de van rijkswege afgekondigde maatregelen om het Covid-19 virus te bestrijden en alle beperkingen die daaruit voortvloeiden. Daarnaast zijn we voor de realisatie van beleidsdoelstellingen veelal afhankelijk van samenwerkingspartners, ondernemers en inwoners. Een voorbeeld van een vertraging betreft de realisatie van de ontwikkelopgave van het Natuurnetwerk Nederland, waar aankoop van gronden afhankelijk is van de bereidwilligheid van grondeigenaren. Enkele voor 2020 voorziene grondtransacties gaan we naar verwachting in 2021 afronden. De daarmee verband houdende lasten zijn daardoor nog niet gerealiseerd, terwijl daar in de begroting wel rekening mee was gehouden. In totaliteit leiden de vertragingen tot circa € 23 mln. aan lagere lasten.
  3. Bij de uitvoering van onderhoudsprojecten rondom bereikbaarheid (wegen en openbaar vervoer) zijn diverse uit te voeren werkzaamheden doorgeschoven naar 2021 als gevolg van de PFAS/PFOS problematiek. Daarnaast was sprake van enkele incidentele aanbestedingsvoordelen. In totaliteit leidt dit tot bijna € 10 mln. aan lagere, variabele onderhoudslasten.
  4. De resterende € 12 mln. aan lagere lasten kent diverse oorzaken. We noemen er enkele ter illustratie:
    • De voor het jaar 2018 vastgestelde eindafrekening van de subsidie aan Qbuzz was lager dan eerder was voorzien (€ 2,5 mln.);
    • Diverse budgetten voor personele zaken en organisatieontwikkeling zijn niet volledig ingezet, mede door corona (€ 2,2 mln.);
    • Een deel van het beschikbare budget voor Smart mobility kan in komende jaren nog niet worden ingezet en laten we daarom vrijvallen (€ 2 mln.);
    • De post onvoorzien is niet geheel aangewend in het afgelopen jaar (€ 1,2 mln.);
    • Door milde winterse omstandigheden maakten we minder lasten voor gladheidsbestrijding (€ 0,7 mln.);
    • Diverse posten uit voorgaande boekjaren zijn in 2020 financieel-administratief afgewikkeld, wat resulteerde in lagere lasten (€ 0,9 mln.).
  • Verschil exploitatiebaten

Aan de opbrengstenkant is, in tegenstelling tot de lasten, juist sprake van een hogere realisatie dan in de begroting was voorzien. We realiseerden € 5,6 mln. meer baten dan begroot. Dit komt overeen met circa 1% van de totale gerealiseerde opbrengsten. De hogere baten zijn met name gerealiseerd in het programma Landelijk gebied waar diverse externe bijdragen en subsidies van derden zijn ontvangen, die nog niet in de begroting waren voorzien.

  • Verschil stortingen in en onttrekkingen aan reserves

In de bijgestelde begroting was rekening gehouden met ruim € 144 mln. aan stortingen in de verschillende reserves, waaronder de bestemmingsvoorstellen bij de vaststelling van de jaarrekeningen 2018/2019. Deze stortingen zijn gerealiseerd. Tegelijk was rekening gehouden met een onttrekking van € 238 mln. uit de reserves, verdeeld naar € 42 mln. uit de algemene reserves en € 196 mln. uit de bestemmingsreserves. Uit de bestemmingsreserves is echter € 58 mln. minder onttrokken, wat direct verband houdt met de eerder toegelichte onderbesteding op de exploitatielasten. Exploitatielasten die begroot waren om te onttrekken uit een bestemmingsreserve, maar die niet zijn gerealiseerd zijn conform de financiële voorschriften ook niet onttrokken aan de bestemmingsreserves.

Voor een groot deel van de bestemmingsreserves geldt overigens dat de gestelde doelstellingen overeind blijven, waardoor de middelen in die reserves beschikbaar dienen te blijven. De realisatie van de doelstellingen, en de daarmee gepaard gaande lasten, doet zich echter in andere jaren voor dan we eerder hadden voorzien. Via de planning en control cyclus van 2021 zullen we de daarvoor benodigde begrotingswijzigingen aanleveren.

Een gedetailleerde toelichting op de verschillen tussen de rekening 2020 en de bijgestelde begroting 2020 is opgenomen in hoofdstuk 4 ‘De jaarrekening’, onderdeel 4.8 ‘Verschillenanalyse’.

Deze pagina is gebouwd op 06/01/2021 13:15:46 met de export van 06/01/2021 13:04:33